“Gewapende mannen, kindhuwelijken, seksuele uitbuiting. Het is overal.”
Toen het geweld in Sudan twee jaar geleden losbarstte, probeerde Mohammed Alamin, noodhulpcoördinator bij Plan International, in eerste instantie door te gaan met het leven van alledag. “Elke dag dacht ik weer bij mezelf: ‘Over een paar dagen stopt het wel weer’”, vertelt hij.
Maar na twee maanden van luchtaanvallen, gewapende invallen en een leger rakende voorraadkast, voelde hij zich gedwongen om zijn woonplaats Khartoem te ontvluchten, samen met zijn zwangere vrouw, zijn tachtigjarige vader en andere familieleden. “Mijn vaders medicijnen raakten op, dat was de laatste druppel. We hadden geen eten meer en er waren continu plunderingen. Ik wist niet eens zeker of we levend de stad uit konden komen.”
Gevlucht uit Khartoem
Samen met acht andere families regelde Mohammed een bus om Khartoem te verlaten. De reis door de stad, slechts dertig kilometer lang, had maar een paar uur moeten duren. Uiteindelijk werden het er meer dan twaalf. Bij elk controlepunt vielen gewapende mannen de passagiers lastig. Twee tieners werden uit de bus getrokken. “Hun moeder huilde hard, hun oom ging met ze mee. En wij moesten doorrijden. De jongens hebben we nooit meer gezien”, vertelt Mohammed, zijn stem zwaar, doordrongen van de herinnering.
Uiteindelijk kwamen ze in het noorden aan, in Halfa, op de grens met Egypte. Maar eenmaal daar konden alleen de vrouwen en de ouderen de grens oversteken. Mohammed en zijn broer mochten het land niet in omdat ze geen visa hadden. “Ik heb twee dagen op plastic zeilen geslapen tot mijn familie de grens overgestoken was. Vervolgens duurde het weken voor ik een visum kreeg. Mijn broer is het niet gelukt, hij is uiteindelijk doorgereisd naar Port Sudan en daar de grens met Ethiopië overgestoken.”
Sudan is zo’n rijk land, onze landbouw en veehouderij zijn fantastisch. Maar onze mensen hebben veiligheid en steun nodig.
In Egypte kwam Mohammed weer samen met zijn collega’s. “Toen we elkaar weer zagen, eerst in Alexandria en later in Caïro, besloten we dat we iets moesten doen.” Ontheemd, maar vastberaden besloten ze wekelijks samen te komen en begonnen ze met het opzetten van noodhulp op afstand. Kort daarna reisde Mohammed terug naar Sudan, dit keer naar Kassala, waar Plan International een noodkantoor had geopend. Van daaruit coördineren ze een grootschalig noodhulpprogramma van de Dutch Relief Alliance met steun van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Wanhoop nabij
Maar werken vanuit Sudan was bijna onmogelijk geworden. “De stroom valt continu uit, de gevechten kunnen overal plaatsvinden en miljoenen mensen zijn op de vlucht. Je kunt de ene dag in een bepaald gebied aan het werk zijn en de volgende dag is het er te gevaarlijk”, vertelt hij.
In Noord Darfoer bijvoorbeeld. Daar deelde Plan International eten uit, tot het geweld ook daar escaleerde. “We moesten overgaan op het uitdelen van contant geld, maar ook de banken en andere geldverstrekkers waren dicht.” In zulke snel veranderende situaties heb je een donor nodig die je de ruimte geeft om flexibel te zijn. “Gelukkig begrijpen de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat. Ze weten dat als er een noodsituatie is, je niet eerst een rapport kan schrijven dat door de hele bureaucratische molen moet om vervolgens pas weken of maanden later goedgekeurd te worden. Als iemand verdrinkt, bel je niet de hulpdiensten, dan spring je in het water.”

In vluchtelingenkampen als New Halfa zag Mohammed de wanhoop. “Mensen schreeuwden tegen me. Ze hadden al een week niet gegeten. Kinderen huilden. Ik zag een getraumatiseerd persoon die vastgebonden was aan de grond, omdat er geen kalmerende medicijnen beschikbaar waren.” De frustratie neemt steeds verder toe. “We vragen mensen wel wat ze nodig hebben, maar we kunnen het niet opvolgen.” Sinds het terugtrekken van USAID, een van de grootste verstrekkers van voedselhulp in Sudan, verslechterde de situatie nog verder.
Geweld tegen vrouwen is aan de orde van de dag. Gewapende mannen, kindhuwelijken, seksuele uitbuiting. Het is overal.
Een verloren generatie
Mohammed benadrukt ook het belang van bescherming voor meisjes en vrouwen. “Geweld tegen vrouwen is aan de orde van de dag. Gewapende mannen, kindhuwelijken, seksuele uitbuiting. Het is overal.” Families huwelijken meisjes soms al op hun twaalfde uit. “Vaders kunnen hun kinderen niet genoeg te eten geven en ze niet beschermen. Ze denken dat een huwelijk een meisje dan betere kansen biedt. Een mond minder te voeden.” Plan International staat meisjes en jonge vrouwen bij met psychosociale steun, maar de noden zijn veel hoger dan met de beschikbare middelen kan worden opgevangen. “Er is wel wat budget voor bescherming, maar levensreddende noodhulp krijgt prioriteit. Wel nemen we de specifieke noden van meisjes en vrouwen altijd mee in de keuzes die we maken.”

Daarnaast dreigt er nog een andere crisis: een verloren generatie jonge mannen. “Voor het conflict werkte ik aan werkgelegenheid voor jongeren. Die programma’s staan nu stil.” Nu de economie is ingestort en de jongens geen inkomen meer kunnen verdienen, worden ze vaak gerekruteerd door gewapende groepen, zowel in Sudan als daarbuiten. “We lopen het risico onze wanhoop te exporteren. Als jonge mannen geen hoop hebben in Sudan, is er de kans dat ze hun frustratie en woede botvieren in een van de conflicten in de regio en daarbuiten. Als we ze geen opties geven, grijpen ze alles aan wat ze kunnen krijgen.”
Ondanks alles blijft Mohammed hoopvol. “Sudan is zo’n rijk land, onze landbouw en veehouderij zijn fantastisch. Maar onze mensen hebben veiligheid en steun nodig. We zijn met veertig miljoen mensen in een land dat ons allemaal zou kunnen voeden. We hebben voor hetere vuren gestaan. We zullen ons land opnieuw opbouwen.”